Het is herfst aan het worden in Gouldfield. Wie geen kalender heeft
hangen, of de dagen bijhoud, zou het toch wel weten. Blaadjes in de
prachtigste kleuren vallen naar beneden, op hun gemak, geen tijd te kort.
Het zou bijna zijn of er geen zorg in de wereld was, of mensen niet in
staat waren tot moord...
Lewis gaapt luid en beweegt voorzichtig zijn pijnlijke nek. Hij knippert met
zijn ogen. Ja, hij lag op de bank. Alweer. Niet per ongeluk, dit keer. Lewis
glimlacht. Hij is ontelbare keren halfdronken op de bank in slaap gevallen,
maar, nee, dit was echt expres. Het is een wonder, hij heeft zelfs zijn
pyjama aan.
Hij komt overeind. Britt slaapt in zijn bed. Ze had wat geprotesteerd, maar
gezien ze toch echt doodmoe was, had het protest niet lang
standgehouden. Ze was zo moe, en wat was er dan aanlokkelijker, een
bank of een warm bed? Lewis gaapt nogmaals en sloft op zijn gemak naar
de keuken. Hij zal een warm ontbijt voor haar maken.
Op zijn gemak zet Lewis koffie, en bakt voor de verandering zelfs een ei.
Alleen voor Britt, dat wel, zijn ei is verbrand. Een vlugge boterham is meer
zijn gebruikelijke ontbijt. Zijn gezicht betrekt als hij terug denkt aan
waarom Britt hier is. Ze heeft verder niets meer over de bedreiging
gezegd, maar Lewis weet hoeveel het haar dwars zit. Zo is Britt. Ze houd
zich veel groter dan ze zich eigenlijk voelt.
Hij zet twee koppen koffie, haar gebakken ei, en met een glimlach zelfs
een bloemetje op een dienblad en pakt het op om het naar zijn
slaapkamer te brengen. Het doet hem denken aan moederdag, wanneer
hij de tuin in ging om een bloemetje te plukken, en haar dan ontbijt op
bed bracht.
Britt ligt nog vredig te slapen. Even overweegt hij haar te laten liggen, ze
kan haar slaap tenslotte goed gebruiken. Maar hij weet dat dat een slecht
idee is. Hij heeft haar vandaag écht nodig bij de verhoringen die hij wil
gaan doen, en haar vlak daarvoor wakker maken lijkt hem een slecht idee.
Ze moet nog ontbijten, en vrouwen doen langer over aankleden en
douchen... Toch?
“Britt?” fluistert hij zachtjes. Geen beweging. Voorzichtig tikt hij haar aan.
“Britt?” Bijna wil hij zich omdraaien met het excuus dat ze niet wakker
wilde worden, zodat ze nog door zou kunnen slapen. Misschien toch niet
zo’n goed idee. “Britt, slaapkop, we moeten over een uur al weg.”
Voorzichtig opent Britt haar ogen. Ze glimlacht als ze ziet dat Lewis een
heel dienblad vastheeft. Ze knippert slaperig met haar ogen. “Ik droom.”
mompelt ze dan. “Lewis heeft gekookt.” Lewis rolt met zijn ogen. “Je
bent vijf seconden wakker en dat is het eerste dat je zegt? Wees blij dat je
een ei hebt.”
Britt steekt haar tong uit en komt overeind. Daarna glimlacht ze toch
lieflijk. “Maar dat ei klinkt niet slecht.” Hongerig graait ze naar het
dienblad. Plagend trekt Lewis het dienblad weg. “Dat dacht ik niet,
mevrouwtje ‘Lewis heeft gekookt.’.” Britt klimt op de dekens en geeft
hem een harde stomp op zijn arm. “Ei. Nu.”
Lewis lacht en zet het dienblad op de dekens neer. Britt trekt haar tshirtje
naar beneden en pakt de vork en mes. Hongerig begint ze aan het ei.
Lewis gaat naast haar op bed zitten. “Ik dacht dat we vandaag maar terug
moesten naar gaan Mike. Ik wil weten of hij Connor Nafs kende.
Misschien vergezocht, maar je weet nooit.” Britt knikt.
Britt schuift snel de rest van haar omelet naar binnen en staart Lewis
droog aan. “Ik weet dat je denkt dat ik een of andere robot ben die aan
de lopende band zaken oplost, maar nu heb ik even een paar menselijke
minuutjes nodig om me aan te kleden. Tenzij ik in pyjama aanbel bij Mike,
maar dat lijkt me niet heel professioneel.” Lewis lacht. “Nou, vooruit dan
maar.”
Lewis merkt dat Britt soms meer op een jongen lijkt dan hij denkt, als ze
na een kwartier, als hij zichzelf ook heeft aangekleed, volledig gedoucht
en aangekleed voor hem staat. Haar haren zijn nog nat, maar ze schenkt
er geen aandacht aan. Het setje kleren dat ze aanheeft, heeft ze
waarschijnlijk gewoon zo uit haar tas getrokken, niet de moeite nemen
om het te laten matchen.
Lewis glimlacht. Dit is wat hij zo fijn vind aan Britt. Ze is zo simpel in de
omgang, omdat het haar niet kan schelen. Goed, als je ruzie met haar
hebt, heb je echt een probleem. Maar dat hoeft helemaal niet. Britt trekt
haar wenkbrauw op. “Nou, gaan we nog?”
Als ze op de bel drukken, doet Mike bijna meteen open. Niet in pyjama,
voor de verandering, en zelfs zijn hond, Paco, is nergens te bekennen. Zo
maar, gewoon, zonder verschil met eerder. “Oh, goede morgen,”
begroet hij de twee, niet zo subtiel met het melden dat ze ongelegen
komen.
“Sorry, komen we op een verkeerd tijdstip?” vraagt Britt op haar gemak,
niet van plan weg te gaan tot ze het juiste antwoord heeft gekregen.
“Eigenlijk wel, ik heb een gast op het moment, kunnen jullie het kort
houden?” Britt negeert het laatste compleet. “Oh, mag ik zo vriendelijk
zijn om te vragen wie dat is? Familie van Collin Nafs toevallig?”
Lewis werpt een afkeurende blik naar Britt en geeft haar een bijna
onzichtbare stomp tegen haar arm. Britt merkt het wel degelijk. “Sorry,
Connor Nafs?” vraagt Mike, niet begrijpend. “Ja, Connor Nafs, weet je
wel, die man een tijdje geleden vermoord is?” gaat Britt op haar gemak
door, Lewis volledig negerend.
Mike fronst zijn wenkbrauwen. “Sorry, ik ken geen Collin Nafs, hoor.”
“Weet je het heel zeker?” “Ja, ik heb echt geen idee waar je het over
hebt.” Lewis zucht diep. “Vergeef me Britt, ze weet niet beter dan dat als
iemand nee zegt, hij nee bedoelt.”
Britt haalt haar schouders op. “Wat, je weet het toch nooit? Ze kunnen
altijd liegen.” Lewis schud zijn hoofd. “Oh, Britt. Het is duidelijk dat Mike
Connor niet gekend heeft.” Mike knikt dankbaar. “Het spijt me dat ik jullie
niet verder kan helpen.”
Lewis glimlacht. “Geen punt hoor, dat is alles wat we wilden weten.”
Mike knikt. “Oke, veel succes nog, ik hoop dat jullie de dader vinden, Jane
was me echt dierbaar.”
Als ze naar het kantoor lopen, twijfelt Lewis of hij Britt misschien nog
maar eens moet aanspreken op haar verhorings-technieken. Hij glimlacht.
Als hij dat doet, trekt ze zich er toch niets van aan. En trouwens, als ze
een bekentenis moeten hebben en iets zeker weten, is het zeker effectief.
“En, is er nog nieuws?” valt Lewis met de deur in huis, als ze het kantoor
binnen komen. Anique steekt haar vinger met een vrolijk gebaar hoog de
lucht in. Lewis lacht. “Ja, Anique?”
“Ik heb de telefoon van Jane helemaal uitgelezen.” roept ze opgetogen
uit. “En, heb je iets ontdekt?” vraagt Lewis, vermaakt door het feit dat
Anique het werk nog als een grote hobby ziet. “Ik kan het nog nergens
mee verbinden, maar ze heeft de laatste tijd behoorlijk wat contact met
Maaike gehad.” “Maar-”
Voor Lewis zijn zin af kan maken, klinkt plots een ringtone, die iets weg
heeft van een ouderwetse rinkelende telefoon, door de kamer. Britt staat
op en knikt verontschuldigend naar Lewis. “Britt de Groot.” mompelt ze
vluchtig in de telefoon, terwijl ze de kamer uitloopt.
Lewis glimlacht. “Maar het waren toch beste vriendinnen, dan is het toch
logisch dat ze vaak bellen?” vervolgt hij zijn zin. Anique schud haar hoofd.
“Niet zo onnatuurlijk vaak, 1 keer per dag, oke, maar bij Maaike liep het
echt op tot 4, 5 keer per dag.”
Lewis fronst zijn wenkbrauwen. “Dat is inderdaad wel een beetje te
vaak.” Er valt een stilte, waarin iedereen nadenkt. Lewis werpt een blik
opzij en kijkt door het raam naar Britt. “Laat me met rust, hoe kom je toch
aan dit nummer, verdomme!” vangt hij nog net op. Hij trekt een
wenkbrauw op en ziet Britt ophangen en wegbenen.
Hij excuseert zich vlug en loopt het kantoor uit, achter Britt aan. Het is
duidelijk dat ze niet blij was met het telefoontje, en als hij heel eerlijk is,
klonk het alsof het weer dezelfde persoon is. De stalker, de moordenaar,
die haar weer bedreigd heeft.
Als hij Britt weer ziet, staat ze bij haar persoonlijke kluis. In haar ogen
staat een ziedende blik. In haar handen heeft ze opnieuw haar geweren.
Ze probeert langs Lewis te stormen, maar hij houdt haar tegen. “Britt,
wat ga je doen?” vraagt hij indringend.
“Ik vermoord hem!” gilt ze. “Hij denkt dat hij me wel kan hebben, maar hij
gaat eraan. Hij onderschat me, dat zal het laatste zijn wat hij doet!” Lewis
bijt op zijn lip. Hij heeft Britt nog nooit zo boos gezien. Britt spartelt in
zijn armen en probeert lang hem heen te rennen. “Laat me los!”
schreeuwt ze geïrriteerd.
“Britt, Britt, rustig, je krijgt hem toch niet te pakken, hij kan overal zijn.”
Britt knijpt haar ogen samen. “Ik spoor hem op, ik spoor hem op, al moet
ik de hele stad af lopen.”
Lewis schudt zijn hoofd. “Dat lukt je nooit, dat weet jij ook Britt, toe.” Ze
verslapt in zijn armen. “Ja, ja, dat weet ik.” fluistert ze. “Maar hij wil me
op de kast jagen, doodsbang maken. Hij wil me gek maken, wil dat ik
zelfmoord pleeg.”
Lewis sluit haar in zijn armen. “We krijgen hem wel te pakken, Britt. Hoe
we het ook doen, we krijgen hem, dat beloof ik je.”
Brown 5

Brown 5

  • 2.
    Het is herfstaan het worden in Gouldfield. Wie geen kalender heeft hangen, of de dagen bijhoud, zou het toch wel weten. Blaadjes in de prachtigste kleuren vallen naar beneden, op hun gemak, geen tijd te kort. Het zou bijna zijn of er geen zorg in de wereld was, of mensen niet in staat waren tot moord...
  • 3.
    Lewis gaapt luiden beweegt voorzichtig zijn pijnlijke nek. Hij knippert met zijn ogen. Ja, hij lag op de bank. Alweer. Niet per ongeluk, dit keer. Lewis glimlacht. Hij is ontelbare keren halfdronken op de bank in slaap gevallen, maar, nee, dit was echt expres. Het is een wonder, hij heeft zelfs zijn pyjama aan.
  • 4.
    Hij komt overeind.Britt slaapt in zijn bed. Ze had wat geprotesteerd, maar gezien ze toch echt doodmoe was, had het protest niet lang standgehouden. Ze was zo moe, en wat was er dan aanlokkelijker, een bank of een warm bed? Lewis gaapt nogmaals en sloft op zijn gemak naar de keuken. Hij zal een warm ontbijt voor haar maken.
  • 5.
    Op zijn gemakzet Lewis koffie, en bakt voor de verandering zelfs een ei. Alleen voor Britt, dat wel, zijn ei is verbrand. Een vlugge boterham is meer zijn gebruikelijke ontbijt. Zijn gezicht betrekt als hij terug denkt aan waarom Britt hier is. Ze heeft verder niets meer over de bedreiging gezegd, maar Lewis weet hoeveel het haar dwars zit. Zo is Britt. Ze houd zich veel groter dan ze zich eigenlijk voelt.
  • 6.
    Hij zet tweekoppen koffie, haar gebakken ei, en met een glimlach zelfs een bloemetje op een dienblad en pakt het op om het naar zijn slaapkamer te brengen. Het doet hem denken aan moederdag, wanneer hij de tuin in ging om een bloemetje te plukken, en haar dan ontbijt op bed bracht.
  • 7.
    Britt ligt nogvredig te slapen. Even overweegt hij haar te laten liggen, ze kan haar slaap tenslotte goed gebruiken. Maar hij weet dat dat een slecht idee is. Hij heeft haar vandaag écht nodig bij de verhoringen die hij wil gaan doen, en haar vlak daarvoor wakker maken lijkt hem een slecht idee. Ze moet nog ontbijten, en vrouwen doen langer over aankleden en douchen... Toch?
  • 8.
    “Britt?” fluistert hijzachtjes. Geen beweging. Voorzichtig tikt hij haar aan. “Britt?” Bijna wil hij zich omdraaien met het excuus dat ze niet wakker wilde worden, zodat ze nog door zou kunnen slapen. Misschien toch niet zo’n goed idee. “Britt, slaapkop, we moeten over een uur al weg.”
  • 9.
    Voorzichtig opent Britthaar ogen. Ze glimlacht als ze ziet dat Lewis een heel dienblad vastheeft. Ze knippert slaperig met haar ogen. “Ik droom.” mompelt ze dan. “Lewis heeft gekookt.” Lewis rolt met zijn ogen. “Je bent vijf seconden wakker en dat is het eerste dat je zegt? Wees blij dat je een ei hebt.”
  • 10.
    Britt steekt haartong uit en komt overeind. Daarna glimlacht ze toch lieflijk. “Maar dat ei klinkt niet slecht.” Hongerig graait ze naar het dienblad. Plagend trekt Lewis het dienblad weg. “Dat dacht ik niet, mevrouwtje ‘Lewis heeft gekookt.’.” Britt klimt op de dekens en geeft hem een harde stomp op zijn arm. “Ei. Nu.”
  • 11.
    Lewis lacht enzet het dienblad op de dekens neer. Britt trekt haar tshirtje naar beneden en pakt de vork en mes. Hongerig begint ze aan het ei. Lewis gaat naast haar op bed zitten. “Ik dacht dat we vandaag maar terug moesten naar gaan Mike. Ik wil weten of hij Connor Nafs kende. Misschien vergezocht, maar je weet nooit.” Britt knikt.
  • 12.
    Britt schuift snelde rest van haar omelet naar binnen en staart Lewis droog aan. “Ik weet dat je denkt dat ik een of andere robot ben die aan de lopende band zaken oplost, maar nu heb ik even een paar menselijke minuutjes nodig om me aan te kleden. Tenzij ik in pyjama aanbel bij Mike, maar dat lijkt me niet heel professioneel.” Lewis lacht. “Nou, vooruit dan maar.”
  • 13.
    Lewis merkt datBritt soms meer op een jongen lijkt dan hij denkt, als ze na een kwartier, als hij zichzelf ook heeft aangekleed, volledig gedoucht en aangekleed voor hem staat. Haar haren zijn nog nat, maar ze schenkt er geen aandacht aan. Het setje kleren dat ze aanheeft, heeft ze waarschijnlijk gewoon zo uit haar tas getrokken, niet de moeite nemen om het te laten matchen.
  • 14.
    Lewis glimlacht. Ditis wat hij zo fijn vind aan Britt. Ze is zo simpel in de omgang, omdat het haar niet kan schelen. Goed, als je ruzie met haar hebt, heb je echt een probleem. Maar dat hoeft helemaal niet. Britt trekt haar wenkbrauw op. “Nou, gaan we nog?”
  • 15.
    Als ze opde bel drukken, doet Mike bijna meteen open. Niet in pyjama, voor de verandering, en zelfs zijn hond, Paco, is nergens te bekennen. Zo maar, gewoon, zonder verschil met eerder. “Oh, goede morgen,” begroet hij de twee, niet zo subtiel met het melden dat ze ongelegen komen.
  • 16.
    “Sorry, komen weop een verkeerd tijdstip?” vraagt Britt op haar gemak, niet van plan weg te gaan tot ze het juiste antwoord heeft gekregen. “Eigenlijk wel, ik heb een gast op het moment, kunnen jullie het kort houden?” Britt negeert het laatste compleet. “Oh, mag ik zo vriendelijk zijn om te vragen wie dat is? Familie van Collin Nafs toevallig?”
  • 17.
    Lewis werpt eenafkeurende blik naar Britt en geeft haar een bijna onzichtbare stomp tegen haar arm. Britt merkt het wel degelijk. “Sorry, Connor Nafs?” vraagt Mike, niet begrijpend. “Ja, Connor Nafs, weet je wel, die man een tijdje geleden vermoord is?” gaat Britt op haar gemak door, Lewis volledig negerend.
  • 18.
    Mike fronst zijnwenkbrauwen. “Sorry, ik ken geen Collin Nafs, hoor.” “Weet je het heel zeker?” “Ja, ik heb echt geen idee waar je het over hebt.” Lewis zucht diep. “Vergeef me Britt, ze weet niet beter dan dat als iemand nee zegt, hij nee bedoelt.”
  • 19.
    Britt haalt haarschouders op. “Wat, je weet het toch nooit? Ze kunnen altijd liegen.” Lewis schud zijn hoofd. “Oh, Britt. Het is duidelijk dat Mike Connor niet gekend heeft.” Mike knikt dankbaar. “Het spijt me dat ik jullie niet verder kan helpen.”
  • 20.
    Lewis glimlacht. “Geenpunt hoor, dat is alles wat we wilden weten.” Mike knikt. “Oke, veel succes nog, ik hoop dat jullie de dader vinden, Jane was me echt dierbaar.”
  • 21.
    Als ze naarhet kantoor lopen, twijfelt Lewis of hij Britt misschien nog maar eens moet aanspreken op haar verhorings-technieken. Hij glimlacht. Als hij dat doet, trekt ze zich er toch niets van aan. En trouwens, als ze een bekentenis moeten hebben en iets zeker weten, is het zeker effectief.
  • 22.
    “En, is ernog nieuws?” valt Lewis met de deur in huis, als ze het kantoor binnen komen. Anique steekt haar vinger met een vrolijk gebaar hoog de lucht in. Lewis lacht. “Ja, Anique?”
  • 23.
    “Ik heb detelefoon van Jane helemaal uitgelezen.” roept ze opgetogen uit. “En, heb je iets ontdekt?” vraagt Lewis, vermaakt door het feit dat Anique het werk nog als een grote hobby ziet. “Ik kan het nog nergens mee verbinden, maar ze heeft de laatste tijd behoorlijk wat contact met Maaike gehad.” “Maar-”
  • 24.
    Voor Lewis zijnzin af kan maken, klinkt plots een ringtone, die iets weg heeft van een ouderwetse rinkelende telefoon, door de kamer. Britt staat op en knikt verontschuldigend naar Lewis. “Britt de Groot.” mompelt ze vluchtig in de telefoon, terwijl ze de kamer uitloopt.
  • 25.
    Lewis glimlacht. “Maarhet waren toch beste vriendinnen, dan is het toch logisch dat ze vaak bellen?” vervolgt hij zijn zin. Anique schud haar hoofd. “Niet zo onnatuurlijk vaak, 1 keer per dag, oke, maar bij Maaike liep het echt op tot 4, 5 keer per dag.”
  • 26.
    Lewis fronst zijnwenkbrauwen. “Dat is inderdaad wel een beetje te vaak.” Er valt een stilte, waarin iedereen nadenkt. Lewis werpt een blik opzij en kijkt door het raam naar Britt. “Laat me met rust, hoe kom je toch aan dit nummer, verdomme!” vangt hij nog net op. Hij trekt een wenkbrauw op en ziet Britt ophangen en wegbenen.
  • 27.
    Hij excuseert zichvlug en loopt het kantoor uit, achter Britt aan. Het is duidelijk dat ze niet blij was met het telefoontje, en als hij heel eerlijk is, klonk het alsof het weer dezelfde persoon is. De stalker, de moordenaar, die haar weer bedreigd heeft.
  • 28.
    Als hij Brittweer ziet, staat ze bij haar persoonlijke kluis. In haar ogen staat een ziedende blik. In haar handen heeft ze opnieuw haar geweren. Ze probeert langs Lewis te stormen, maar hij houdt haar tegen. “Britt, wat ga je doen?” vraagt hij indringend.
  • 29.
    “Ik vermoord hem!”gilt ze. “Hij denkt dat hij me wel kan hebben, maar hij gaat eraan. Hij onderschat me, dat zal het laatste zijn wat hij doet!” Lewis bijt op zijn lip. Hij heeft Britt nog nooit zo boos gezien. Britt spartelt in zijn armen en probeert lang hem heen te rennen. “Laat me los!” schreeuwt ze geïrriteerd.
  • 30.
    “Britt, Britt, rustig,je krijgt hem toch niet te pakken, hij kan overal zijn.” Britt knijpt haar ogen samen. “Ik spoor hem op, ik spoor hem op, al moet ik de hele stad af lopen.”
  • 31.
    Lewis schudt zijnhoofd. “Dat lukt je nooit, dat weet jij ook Britt, toe.” Ze verslapt in zijn armen. “Ja, ja, dat weet ik.” fluistert ze. “Maar hij wil me op de kast jagen, doodsbang maken. Hij wil me gek maken, wil dat ik zelfmoord pleeg.”
  • 32.
    Lewis sluit haarin zijn armen. “We krijgen hem wel te pakken, Britt. Hoe we het ook doen, we krijgen hem, dat beloof ik je.”